Misschien een beetje nerveus, ietwat klamme handen en lieg als ik niet eerlijk toe geef dat er een onaangenaam gevoel door mijn lichaam raast. Ik merk het aan de manier hoe ik met mezelf om ga. Meestal trakteer ik mij op slappe speculaas koekjes, maar zelfs hierin heb ik vandaag geen trek.

Wellicht komt dat door het feit omdat ze mijn favoriete grote molen speculaas koeken van een blauw/ gele winkel hebben verprutst. Ze zijn ineens groter en de smaak is niet te vergelijken met de koeken van een half jaar geleden. Wat een vervelende zet, waarmee ga ik in de toekomst ontbijten en mezelf onderweg plezieren, want deze koeken zijn voor mij helaas verleden tijd. Bah!

Nee, dat nerveuze gevoel is veroorzaakt door een telefoontje van vanochtend. ‘Edwin, hoe zit je in je tijd? Heb jij nog ergens een gaatje om bij een familie langs te gaan voor een airbrush?’ Ach, denk ik bij mezelf, dit zijn meestal wel de leukste klussen. Geconcentreerd en met uiterste precisie iemand van een dun laagje make-up voorzien maakt mijn dag doorgaans wel goed.

‘Het is een beetje een eigenaardige familie, ze zijn lastig, luisteren slecht en willen dingen die niet kunnen. We hebben er al wat woorden over gehad, zeker omdat ik vind dat ze op een vreemde manier reageren’, aldus de uitvaartleider.

Ik luister naar wat hij me te vertellen heeft. ‘Maak je borst maar nat Edwin, deze ga je je nog lang herinneren, wat een ingewikkelde familie’. Ik ken deze ondernemer als strak, stipt en correct, waardoor het me verbaast dat uitgerekend hij een probleem zou kunnen hebben bij nabestaanden.

En zo kwam het dat ik met wat klamme handen en zonder trek in de verprutste molen-speculaas ben begonnen aan mijn rit. Velen zullen het herkennen, hoe dichterbij je op je bestemming komt, hoe heftiger een lichaam reageert. Hartkloppingen, zweet, trillende benen, ook voor mij, ook ik heb situaties lichamelijk niet altijd onder controle.

Bijna op de plaats van bestemming kijk ik nog even naar het juiste adres. Het zal je maar gebeuren dat je bij een verkeerd huis op de bel gaat drukken. Alsjeblieft, bespaar me dat. Eigenlijk was dat helemaal niet nodig, want voordat ik het juiste adres had gevonden stond er een vrouw al zwaaiend op de straat.

Ach, denk ik bij mezelf, als ik al zwaaiend wordt ontvangen, dan zal de rest toch wel een eitje zijn. Vrolijk maar met een serieus gezicht spring ik uit de wagen. ‘Mooi dat u er bent, loopt u met me mee naar de kamer waarin hij is opgebaard?  Wat een onwijs mooie kar heeft u bij u’! Glimlachend vraag ik of ze mijn voormalige ambulance bedoelt.

Tot nu toe geen spoor van een moeilijke familie kunnen ontdekken. De sfeer is aangenaam en het gesprek verloopt soepel en zonder problemen. Die klamme handen zijn waarschijnlijk voor niets geweest.

Als we uiteindelijk zijn aanbeland bij de overledene, wordt me in 1 oogopslag veel duidelijk. Een kamer vol met bier, blikjes, flessen, opgestapelde kratjes als meubilair en hier en daar wat viltjes van diverse merken bier hangend aan de wand.

‘Kijk, hier ligt ie. Mooi als altijd, wat is het een mooie jongen, vindt u niet’? Omdat ik bang ben voor een confrontatie geef ik aan dat het inderdaad een hele mooie jongen is. Het verhaal van de uitvaartleider spookt namelijk nog door mijn hoofd, en elke seconde verwacht ik dat er ergens een bom gaat barsten. Een beetje het gevoel dat ik een handgranaat in mijn hand heb, waarvan zij de pin gaat bedienen. Een ietwat onaangenaam gevoel.

‘Maar mevrouw, wat kom ik hier doen? Er is mij verteld dat ik hier naar toe moest voor een airbrush, maar u geeft zelf al aan dat het een mooie jongen is. Wat voegt airbrush toe’? Ze wijkt haar hoofd richting de mijne, kijkt me met vurige ogen aan en zie dat ze zoekt naar subtiele woorden. ‘Heeft die mafkees je dat niet verteld? Hij zit ons alleen maar uit te lachen, ik kan niets met die man’.

Ah, ik voel dat ze iets begint te trekken aan de pin van mijn handgranaat. Nu moet ik opletten! ‘Nee mevrouw, we hebben het er niet over gehad, en eerlijk gezegd maakt me dat ook niets uit. U bent er, ik ben er, dus laten we gezamenlijk de dingen gaan afhandelen zoals u dat wenst’.

‘Maarja, hij verklaart ons voor gek’ zegt ze terwijl de sputters me om de oren vliegen. ‘Maak hem maar roze met een rode neus’. Op dat moment verlies ik mijn professionaliteit en begin spontaan te lachen. ‘Prima mevrouw, dan ga ik dat doen’. Ik zie dat ze slikt, haar bovenlip begint iets te trillen en het vurige in haar ogen veranderen in een zee van water.

Dit zijn van die mooie momenten, ik word me bewust van het feit dat dit het moment is waarin ze wordt tegemoet gekomen aan een wens. Een moment van gerust stelling en acceptatie. Vol geduld wacht ik tot ze weer op aarde is. ‘Meent u dat, u vraagt helemaal niet waarom’?

‘Meid, dat is voor mij helemaal niet van belang. Het zal de wens van u of hem zijn en daar ga ik graag in mee. Al wilt u hem ook rood met witte stippen, het maakt me allemaal niets uit’. In gedachten laat ze de pin van de granaat los en leg ik hem denkbeeldig terug op de kast. Niets geen rare familie, maar een familie met een wens. Een wens die eenmalig kan worden ingevuld.

Samen lopen we naar de wagen, er heerst geen spanning, er heerst geen stress. ‘Mag ik er eens in zitten’ vraagt ze vol enthousiasme. Ze klimt wat onhandig in de voormalige ambu, gaat met haar billen op de brancard zitten en kijkt met een enorm vrolijk gezicht naar alle hoeken van de wagen. Zo cool om te zien hoe een vurige blik kan veranderen als je tegemoet kan komen aan een wens. De hele spanning is van haar af gevallen en het wordt me daar warempel nog gezellig ook.

Terug in de kamer mix ik wat kleuren, pak de airbrush en probeer subtiel wat roze kleur op te brengen. De dame staat naast me te dwarrelen als een jong veulen, ‘niet te subtiel’ zegt ze, het moet ook zichtbaar zijn, ‘zal ik het doen’?  Ik bedenk me geen seconde en geef haar de airbrush. ‘Het was zijn wens, hij heeft altijd gezegd, dat hij na zijn dood roze gespoten wilde worden, en het liefst met een rode neus. Nooit gedacht dat hij zo jong zou sterven, maar deze wens wilden we hem niet ontnemen, wat een ander er ook van denkt’.

Uiteindelijk hebben we er hartelijk om gelachen. De rest van de familie die later op de avond afscheid kwam nemen schaterden het uit. ‘Zie je nou, het is toch mooi dat in dit intens verdriet hij ons nog kan laten lachen’? Tja, zo had ik het niet bekeken, maar het is hem wel gelukt.

Een dag later kreeg ik een app van de zus, een onvoorstelbaar dankjewel omdat ik zonder te twijfelen of in discussie te gaan hem zo mooi had gemaakt. Terwijl ik haar app lees, komt er opnieuw een grote glimlach op mijn gezicht. Een voor mij onbekende jongen, overleden op jonge leeftijd, voor mij de jongen met het roze gezicht en rode neus. Deze jongen maakte zelfs na zijn dood nog vele mensen aan het glimlachen. Is dit mooi of niet?

Rode neus

DeathCare Germany is een humanitaire hulp organisatie, die wereldwijd kan worden ingezet bij het identificeren, conserveren en bergen van dodelijke slachtoffers. In 2015 werd onze organisatie uitgeroepen als winnaar van de Funeral Award.

Vanochtend heeft Edwin Spieard -eigenaar van Special Death Care en actief deelnemer bij DeathCare Germany- de Duitse organisatie 44 til matten geschonken. Hierdoor wordt het bergen van slachtoffers in de toekomst vereenvoudigd. Met regelmaat komt het team bijeen om nieuwe technieken aan elkaar over te dragen, kennis te delen, maar vooral om ons team een team te laten zijn. DeathCare bestaat enkel en alleen uit professionals op postmortaal zorg gebied. Denk hierbij aan restaurateurs en mensen die weten hoe ze een lichaam kunnen conserveren en identificeren. Wij worden vervolgens bij gestaan en geschoold door een team van artsen in het geval we gewonde slachtoffers aan zullen treffen. Al onze werkzaamheden bieden wij kosteloos aan en wordt gefinancierd door donateurs en door een bijdrage van de deelnemers.

Verhanging, waterlijk, ongeval of een zelfdoding. Zo maar een greep van termen die ik voorbij hoor komen als iemand me vraagt of ze met me mee mogen op de wagen. In mijn afgelopen jaren heb ik best wel een aantal mensen ontmoet die zouden willen gaan werken in de uitvaart. Niet zelden nadat ze zelf een familie lid hebben afgelegd, en daardoor het gevoel is ontstaan om dit ook zo liefdevol mogelijk voor een ander te gaan doen. Begrijpelijk.

Verbazingwekkend blijft voor mij de grote groep mensen die eigenlijk alleen maar de extreem verminkte lichamen wil zien. ’De krenten uit de pap’ zoals ze dan zeggen.

Ik heb het al eerder beschreven hoe mijn ideeën hierover zijn, maar merk ook dat ik steeds minder subtiel kan communiceren met deze groep die belangstelling heeft in de verminkte lichamen. Wat helpt het je om een hangend meisje aan een balk te zien, of opa die zich met scoot mobiel van een viaduct heeft laten glijden.

Het zijn beelden die je bij blijven, die wellicht later bij je op bed terug kunnen komen, zonder dat je er om hebt gevraagd. Beelden die je misschien nooit meer kwijt kunt raken. De krenten uit de pap krijgen ineens een heel andere betekenis als je wakker wordt gehouden door een hangend meisje.

Het zou voor mij erg fijn zijn, als mensen die me in de toekomst vragen om eens met mij mee te gaan  -maar in hun achterhoofd bedoelen om een verminkt lichaam te zien- zich eerst goed bewust worden wat er zich voor die tijd heeft afgespeeld. Dat er hulpverleners betrokken zijn geweest bij het verlenen van eerste hulp en vervolgens bij het bergen van het slachtoffer, dat er onderzoek heeft plaats gevonden en dat er iemand is geweest die de familie van het verlies op de hoogte heeft moeten brengen.

Ook voor mensen in de uitvaart die deze zogenaamde krenten mogen gaan ophalen, verzorgen en thuisbrengen, ligt het gevaar van PTSS op de loer. Niet overdreven weet ik wel 10 collega’s om me heen, die hierdoor een ander vak hebben moeten kiezen, of waarbij het huwelijk is gestrand omdat ze met zichzelf in de knel kwamen te zitten.

Voordat je me vraagt of je met me mee mag, sta er dan eens bij stil dat deze groep hulpverleners en semi hulpverleners soms moet worden opgevangen om aan te schuiven bij een opvangteam, een team die helpt voorkomen dat er een Post Traumatische Stress Stoornis zou gaan ontstaan. Mensen die er voor zorgen dat we ons werk kunnen blijven doen, mensen die ons helpen om te slapen en normaal te functioneren. 

Laat ik er duidelijk in zijn, van mij mag je ze hebben, ik hoef ze niet zo nodig….. de krenten uit de pap.

Krenten in de pap

De ene melding is niet de andere. Beladen meldingen kunnen erg hard binnen komen en emotioneel dingen met je doen die je liever anders had ervaren. Beelden die op je netvlies blijven staan, geluiden die je blijven terug brengen naar iets onaangenaams, en zelfs geuren die voorheen heerlijk waren kunnen plotseling vervelende emoties bij je naar boven brengen.

Eerlijk zijn richting jezelf zou in sommige gevallen een oplossing kunnen bieden. Ik vind het daarom ook erg dapper van een uitvaart ondernemer die me onlangs heeft gevraagd een overledene voor hem te verzorgen en naar de ouders terug te brengen.

‘Het zit me niet lekker Edwin, het komt me te dichtbij en denk niet dat ik de ouders de steun kan geven die ze verdienen’. Zonder verder al informatie te hebben gekregen, maak ik uit zijn bibberende stem op dat het waarschijnlijk gaat om een jong slachtoffer.

‘Spelend op een skelter is een jong meisje te water geraakt, even uit het zicht van opa en oma ontglipt en vervolgens onvindbaar. Het kanaal waarlangs ze reed met de skelter beloofde niet veel goeds’. Aan de andere kant van de telefoon hoor ik mijn collega even diep ademhalen en aan het kraken van de lijn merk ik dat hij stevig met zijn handen in de hoorn knijpt.

Dit zijn van die momenten waarbij je liever 1 op 1 een gesprek met iemand hebt, gewoon een gesprek terwijl je tegenover elkaar zit. Kunnen zien hoe de ander zijn emoties beheerst of verliest, er kunnen zijn door niks te zeggen, of er juist te zijn door veel te praten.

Met de opkomst van de mobiele telefoons maakt het ‘beeld denken’ ook iets ingewikkelder. Voorheen belde deze ondernemer met een vaste lijn. In gedachten zie je de man dan zitten in zijn rook-stoel, met links naast deze stoel een rond tafeltje met een gehaakt kleedje. Op deze tafel een glazen asbak en een oude draaischijf telefoon. Waarschijnlijk zijn linker been over zijn rechter knie.

Nu –met de mobiele telefoons- heb je geen idee waar iemand zich bevind. Je probeert je te verplaatsen in zijn omgeving. Staat hij in de tuin, is zijn vrouw aanwezig voor emotionele steun, of loopt hij winkelend door de binnenstad om zijn gedachten weg te leiden van de melding?

‘Zou jij voor mij dit meisje op willen halen uit het ziekenhuis? Ze is overgebracht per helikopter, maar ondanks de snelle en vakkundige hulp alsnog overleden. Haar ouders willen haar graag thuis opgebaard hebben, maar dat kan ik op dit moment niet zo goed aan. De angst dat ik mijn klein kinderen op deze manier zou gaan verliezen is zo groot, dat het me moeite kost mijn emoties te bedwingen. Daar hebben de ouders niks aan’.

‘Bikkel’ zeg ik tegen hem. ‘Natuurlijk wil ik dat voor je doen’. Aan de andere kant van de lijn hoor je een zucht terwijl hij zich verontschuldigd. ‘Doe niet zo mal’ roep ik door de telefoon. ‘Het is juist goed dat je je grens weet en voor de familie uitermate fijn dat je voor jezelf kiest’.

Ineens is het beeld van de mobiele telefoon verdwenen en denkbeeldig zie ik de ondernemer  terug in de tijd met de vaste telefoon achterover zakkend in zijn stoel, wetend dat hij nu een sigaartje op gaat steken. Een geweldig mooi beeld.

Aangekomen in het ziekenhuis is de GGD en de politie nog aanwezig. Ze brengen me op de hoogte van het ongeval en we besluiten gezamenlijk richting het woonadres van het jonge slachtoffer te gaan. Op de gezichten van de agenten kun je de gespannenheid aflezen. Je wilt dit moment het liefst nog even uitstellen, omdat het terug geven van een overleden kind aan de ouders ook voor ons niet bepaald een vrolijke bezigheid is. Elke minuut heeft 60 seconden, maar zelfs voor ons gaat het langzaam tikken van de klok nog te snel.

Wat tref je aan, hoe reageren de ouders, zijn opa en oma aanwezig? Allemaal scenario’s die we met elkaar bespreken. Controlerend vragen we aan elkaar of iedereen er klaar voor is om vervolgens in colonne richting het woonadres te gaan. Het meisje voorop, gevolgd door een politie auto en de wagen van de GGD.

Onderweg is er geen contact, we rijden zonder omwegen naar het huisadres van het jonge slachtoffer. Nog een klein stukje, tweede weg links, daarna de eerste rechts. Mijn lichaam begint anders te reageren, klamme handen, hartslag in de oren en beken dat ik best een beetje zenuwachtig begin te worden.

Door de verkeersdrukte begin ik me af te vragen hoe ik het woonhuis ga benaderen. Ik had op het internet al even gekeken hoe de woonsituatie is, en had gezien dat een grote inrit mij de mogelijkheid zou geven om achteruit de inrit op te rijden. Echter vraag ik me af of de verkeersdrukte dit toe zal laten.

Terwijl ik hier over nadenk, word ik ingehaald door de politie wagen. De agente rechts in de wagen gebaard naar me dat alles goed gaat komen. Met uiterste zorgvuldigheid stuurt de agent de politie auto dwars op de weg en achter mij houdt de wagen van de GGD ruimte om mij achterwaarts de enorme inrit op te rijden. Een onverwacht aangenaam moment.

In de spiegels zie ik een grote familie, elkaar ondersteunend in de armen, leunend op elkaar. Op hun gezichten is duidelijk af te lezen dat de verslagenheid enorm is. Mijn wagen staat stil, voor me staat de auto van de GGD met daarachter de wagen van de politie. Dit is het moment om uit te stappen, mijn benen zijn zwaarder dan voorheen lijkt het.

Wat zeg je tegen de familie bij het uitstappen? Geef je ze direct een hand, zeg je alleen hallo, of condoleer je ze met het verlies? Lastige situaties, maar de ervaring heeft me geleerd dat dit soort dingen niet te plannen zijn en het zichzelf laat wijzen.

Ik wacht tot we met alle hulpverleners aanwezig zijn en open de grote deuren van de wagen. Wat ga ik doen, breng ik haar op de brancard naar de woning, of ben ik sterk genoeg om haar op de arm te nemen? Ik kies voor het laatste en besluit haar heel voorzichtig op de arm uit de wagen te tillen.

Een vreselijk zwaar moment. Niet qua gewicht, maar een zwaar beladen moment voor de ouders. Vader loopt bij het kind vandaan, elke stap die ik voorwaarts doe, loopt vader er eentje achteruit. Je ziet de grauwe blik in zijn ogen, opa en oma overstuur en moeders totaal verdoofd van alles wat er om haar heen gebeurd.

Vader staat inmiddels in een hoek van de kamer, nog steeds probeert hij het zien van zijn dochter te voorkomen door bij haar vandaan te lopen. Terwijl ik het meisje op haar bed leg, zie ik in mijn ooghoeken de vader als in een film in slow motion in mekaar zakken, grijpend naar zijn borst. De agenten zien dit ook en schieten de vader te hulp. De GGD arts laat moeders los en gaat op zijn knieën naast de man zitten.

De situatie is ernstig, zo ernstig dat het noodzakelijk is een ambulance te laten komen. Wie had dit verwacht? Dit zijn gebeurtenissen die niet zijn te voorspellen. Wat me verbaasde is de rust die we met z’n allen uitstraalden. De GGD, de politie en de verpleegkundigen grepen kundig in, terwijl ik zelf de zorg op me nam voor het jonge slachtoffer.

Dit was niet te oefenen, maar het was ongekend aangenaam om met deze professionals samen te mogen werken. Heel even schiet het beginnende telefoontje van mijn collega door mijn hoofd. Wat ben ik blij dat dit deze ondernemer bespaard is gebleven.

Dagen als deze heb ik gelukkig niet wekelijks. Echter geeft het een goed beeld van wat ik zoal mee maak onderweg. Het is een dankbaar beroep!

Het bericht is met toestemming van de ouders geplaatst.

Te water geraakt

Er zijn wel eens van die dagen, dat je denkt twee stappen terug te moeten doen, om 1 stap voorwaarts te behalen. Twijfels over datgene wat je zou willen bereiken, of beter gezegd, twijfels over de manier waaróp je het wilt bereiken. Soms is de hoop op een oplossing zo groot, dat de lat ook voor mij veel te hoog wordt gelegd.

Het is soms een onmogelijke taak om een overledene tot aan de uitvaart toonbaar te houden. Eén van de oplossingen zou kunnen zijn om de overledene naar een diepkoeler (lees vriezer) te brengen en op de dag van de uitvaart bevroren aan de nabestaanden te tonen. Echter is deze oplossing voor de familie niet altijd even aangenaam.

Er zijn ondernemers die letterlijk alles uit de kast halen om aan de wens van de familie te voldoen. Extra cool-packs, thanatopraxie in combinatie met koeling, maar ook een totaal leeg gehaalde vrieskist verspreid over de overledene zijn dingen die ik in de praktijk tegen kom. Het maakt mij bewust van de ultieme wens, het zo goed mogelijk toonbaar houden van de overledene.

Het hoeft niet eens altijd de wens van de nabestaanden te zijn om het lichaam zo goed mogelijk toonbaar te houden. Het zou ook de wens van de overledene kunnen zijn geweest. Niet altijd gaat rouwen gepaard met verdriet, er zijn ook best leuke momenten die ik samen mag beleven met nabestaanden.

Als ik op een avond wordt gevraagd om een thanatopraxie behandeling uit te voeren, ga ik eerst in gesprek met de familie om uit te leggen wat nou precies thanatopraxie is. Via de telefoon probeer ik door te dringen in de luidruchtige menigte die duidelijk op de achtergrond aanwezig is. Het mislukt me volledig om tot de dochter door te dringen, ik schud wat met mijn hoofd en besluit toch maar die kant op te gaan.

Een riante oprijlaan, een mooi stukje natuur rondom de woning en wat geitjes op een steen, zorgen ervoor dat ik me prettig voel. Ik parkeer de wagen tussen een vijftal auto’s en ga op zoek naar een deurbel. Door de glazen pui zie ik behoorlijk wat luidruchtige mensen, mensen die vrolijk lijken te zijn, mensen die lol maken, maar ook mensen die in elk geval niet in de gaten hebben dat er iemand voor de deur staat.

Een defecte deurbel laat mij niets anders over dan om stevig op de deur te kloppen. Ik haal wat uit met mijn vuist en bonk met redelijk wat kracht tegen de deur. Geheel onverwacht schuift de deur naar binnen toe open en voordat ik er erg in heb sta ik een beetje verbaasd en ongemakkelijk in de hal in hoop dat iemand van deze familie mij zal opmerken.

Als 1 van de aanwezigen me in de gaten krijgt, valt er heel even een stilte. Een dame staat op, schiet twee naaldhakken om haar voeten en loopt met een glas wijn richting de hal. Aan het lopen kun je zien dat het waarschijnlijk niet het eerste glas is die ze heeft gedronken vandaag. Als 1 van de naaldhakken achter het tapijt blijft hangen en de dame bijna het wijnglas leeg gooit over mijn witte pak, schiet ze in de lach, zo helder dat het de kamer zou kunnen verlichten. Helder, hard, maar enorm aangenaam.

Ze pakt me bij de hand, zegt dat ze de dochter is van de overledene en neemt me mee naar de kamer. Een bijzonder tafereel, een overleden moeder liggend op een tafel, met een kleedje uit hippie-tijd over haar heen. Rondom de tafel zitten de nabestaanden in een kring, de kamer vol met brandende kaarsen waarvan de geur het romantisch en gezellig tegelijk maakt.

‘Ga zitten’ zegt ze, ‘moeder zou niet anders willen. Ze stond altijd graag in de belangstelling, liefst wilde ze het middelpunt zijn. Nou, dat is haar gelukt vandaag, wuahaha’. Iedereen schiet in de lach en eigenlijk kan ik niks anders doen dan mee lachen.

Ik probeer een beetje tot ze door te dringen met mijn verhaal over thanatopraxie. Als de alcoholvloeistof voor de injectie ter sprake komt, gaan ze helemaal los. ‘Dus eigenlijk drinkt moeder met ons mee’ roept er iemand uit de groep. Opnieuw wordt er gelachen.

Bij het overbrengen van moeder naar de voormalige ambulance, helpt iedereen mee. Er worden wat extra lakens gehaald waarin ze de overledene liefdevol inwikkelen en met een zoen op het voorhoofd nemen ze tijdelijk afscheid. Het zijn drie mannen uit de groep die haar respectvol over brengen naar de wagen. Bij het zien van dit beeld in combinatie met het geluid van schuifelende schoenen door het grind, besef ik me goed dat ze haar alle liefde willen geven die maar mogelijk is.

Als de behandeling na een kleine twee uur is afgerond, bel ik naar de dochter om aan te geven dat ze uit de wagen gehaald kan worden. Het was vast geen probleem geweest om gewoon weer het huis binnen te gaan en de jongens te vragen om hulp, maar in dit geval koos ik er voor om bij de overledene te blijven. In de woning lag ze er immers knus en romantisch bij en om iemand dan zo kil achter te laten in een koele en ietwat steriele ruimte ging er bij mij niet in.

Een kamer gevuld met wierrook, linnen stof over de lampenkappen en een hoogpolig tapijt over de tafel. Een beeld wat me terug brengt naar de tijd uit mijn jeugd. Misschien inmiddels een vertekend beeld, maar het doet me denken aan de tijd dat ik naar de basisschool fietste. Op de route naar mijn school waren er een paar gezinnen met een grote –als ik het me goed herinner- gele sticker op het glas met de tekst: Atoom energie, nee bedankt. Vaak in combinatie met een tuin vol onkruid, te hoog gras en vitrages geel gekleurd van de nicotine.

Niet dat deze familie een niet onderhouden tuin had, of vieze vitrages, integendeel, maar de beleving van de woonkamer bracht me domweg terug naar deze herinnering. Als ik eerlijk richting mezelf zou zijn, dan gaf het me op dat moment een aangenaam warm en rustgevend gevoel.

In de wagen had ik alvast wat voorwerk gedaan. In de eerste uren na overlijden treed de lijkstijfheid op en lijkstijfheid kan vervelend over komen bij nabestaanden. Door de armen en benen te bewegen en door de reactie van deze thanatopraxie vloeistof, lijkt de stijfheid te verdwijnen. Dit is prettiger voor de nabestaanden als ze zelf gaan verzorgen.

Een kom met warm water, een handdoek en een grote pot met crème staan gereed. ´Sorry mams, ik heb een wijntje te veel op, maar we gaan je mooi maken´ en met een zoen op het voorhoofd begint de dame al zingend aan de verzorging. Het gaat allemaal best vlot en binnen een paar minuten is ze volledig vertroeteld met zeep en crème. ´Zo, en nu’?

‘Nou, wat dacht u van kleding’? Mijn hoofd gaat van de ene dochter naar de andere dochter en twee seconden stilte brengt me van mijn stuk. Twijfels in mijn hoofd, heb ik iets geks gezegd. Jee wat je in deze twee seconden onzekerheid allemaal kunt denken is ongelooflijk. De dames kijken elkaar aan en schateren het uit. Beide buigen ze zich voorover en slaan met hun handen op hun knieën. ‘Wat dacht u van kleding, hahaha’ herhaalt die ene dame. ‘Daar hebben we helemaal niet bij stil gestaan, moet dat’?

Van de zenuwen lach ik met ze mee. ‘Nee, dat hoeft niet, maar meestal ligt een overledene gekleed opgebaard’. ’Ach, dat is niks voor ons mam. Die wil er niet sjiek bij te liggen. Ze wil mooi zijn, maar niet sjiek’. Ik haal mijn schouders omhoog, wip mijn wenkbrauwen in de lucht, trek mijn wangen iets naar achteren en probeer uit te leggen dat sjiek ook niet hoeft. ‘Het hoeft niet sjiek, niet nieuw, niet modern. Het is jullie keuze wat ze aan krijgt, al is het van ieder een kledingstuk’.

Dat laatste was niet letterlijk bedoeld, maar kwam als een winnend lot bij de dochters binnen. Eigenlijk nog voordat ik er erg in had, lag de dame gekleed op tafel. Ieder van de aanwezigen trok een kledingstuk uit en ‘doneerde’ het aan de overledene. Een geweldig mooi beeld die ik niet snel zou vergeten.

Niet altijd zie ik zelf de meerwaarde van een thanatopraxie behandeling, maar in dit geval had ik geen enkele twijfel. Door de behandeling kan deze dame ongekoeld een aantal dagen op tafel blijven liggen. Geen lichaam met bevriezings verschijnselen, geen zoemende koeling, maar wél thuis opgebaard en wel daar in het midden van alle belangstelling.

Terug in de wagen probeer ik nog een blik van de geitjes op te vangen. Waarschijnlijk zijn ze al slapende, want er is nergens meer een bok op een –liefst zo’n hoog mogelijke- steen te vinden. Bij het aanzetten van de verlichting, denk ik nog even terug aan die schaterende lach. Een lach die mijn hele terugreis zou mogen verlichten.

Meer over thanatopraxie: http://www.specialdeathcare.nl/thanatopraxie

Thanatopraxie

Verbazingwekkend is denk ik nog een beetje voorzichtig uitgedrukt. Misschien komt het door te weinig tijd, onvoldoende kennis, of omdat een behandelend arts vies is van een overledene. Het is moeilijk om een oordeel te geven omdat we er zelf niet bij zijn geweest, maar een piep klein beetje verbaast me het wel.

Bij een melding van overlijden kwam het bericht dat het zou gaan om lijk vinding. De uitvaartondernemer is al ter plekke geweest en heeft geconstateerd dat het lichaam al in verre staat van ontbinding is. Je hoeft geen kenner te zijn om deze conclusie te trekken. De vliegen in de woning, alsmede de enorme penetrante geur verklappen al van verre om welke woning of het gaat.

Eenmaal binnen in de woning is duidelijk te zien dat deze overledene een eenzaam bestaan heeft gehad. Hier en daar wat bierflesjes, medicijndoosjes en een overvol aanrecht, geven meteen een beeld hoe deze bewoner heeft geleefd. Een verstopt riool en afgesloten elektriciteit geven nog eens extra de bevestiging dat comfort voor deze bewoner niet zo vanzelfsprekend moet zijn geweest.

Een woning als deze betreed ik met gemengde gevoelens. Het is een mix van verdriet, herinnering en medelijden. Natuurlijk weet ik helemaal niet de reden waarom deze patiënt dit bestaan op deze manier heeft geleefd, maar dat speelt ook helemaal geen rol bij mijn werkzaamheden. Alles uit de kast halen om toch een waardig afscheid te realiseren is niks meer dan normaal en dat is waar ik dan ook graag voor ga.

Als ik me een weg probeer te banen om bij de overledene te komen, dan zie ik op de grond een lichaam, volledig gekleed en nog afgedekt met een deken. Deze persoon ligt nog opgekruld in een slaaphouding, de knieën opgetrokken met 1 hand onder het kussen en de andere iets omhoog met de hand naast het gezicht. Op zich best een comfortabele slaap houding.

Gezien de verkleuring, de geur en de vliegen, is wel van verre duidelijk te constateren dat het hier gaat om een overleden persoon. Daar hoeft absoluut niemand aan te twijfelen. Maar wat er zo bijzonder is aan deze situatie, is een formulier dat op de tafel is achter gelaten door de behandelde arts (lees huisarts).

Het formulier waar ik op doel heet in vakterm een A-verklaring. Op dit formulier geeft de behandelend arts aan dat hij of zij het lijk persoonlijk heeft geschouwd en verklaart er van OVERTUIGD te zijn dat de dood ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden.

Hier zit bij mij het knelpunt. Hoe heeft hier de schouw plaats gevonden als de overledene nog volledig gekleed is, niet is verplaatst en nog op de zij wordt aangetroffen. Wie heeft er gekeken naar verwurging onder de enorme baardgroei, wie heeft er gecontroleerd of er misschien een mes achter in de rug is blijven zitten?

Dat de arts geconstateerd heeft dat de dood is ingetreden, daar hoef je in dit geval niet voor te hebben gestudeerd, maar zou het niet de plicht van de arts zijn (en respectvol richting de overledene) ook bij mensen die er niet meer zo comfortabel bij liggen en onaangenaam ruiken, een volledige schouw plaats te laten vinden?

Er wordt door de behandelende arts een handtekening gezet op deze A-verklaring en is deze er dus van overtuigd dat het hier gaat om een natuurlijk overlijden. Echter durf ik met zekerheid te stellen dat er in dit geval absoluut geen schouw heeft plaats gevonden.

Het zal geen opzet zijn geweest om geen schouw uit te voeren. Waarschijnlijk onkunde of haast. Toch ben ik van mening dat iedere overledene recht heeft op een onderzoek naar de oorzaak van overlijden. Dit hoeft niet altijd middels een obductie/ sectie, maar doe als arts je plicht om een lichamelijk schouw uit te voeren bij iedere overledene en overtuig jezelf ervan of het gaat om een natuurlijk of een niet natuurlijk overlijden.

Indien er artsen zijn die hier anders over denken, dan ga ik graag deze discussie aan. Vanzelfsprekend nodig ik opnieuw artsen uit om een klinische les (€ 25,- pp) van me bij te wonen. Ik zal in 3 uur tijd jullie handreikingen aangeven over de veranderingen van het menselijk lichaam bij een overledene. Heeft deze les u geen meerwaarde gebracht, dan hoeft u niet te betalen.

Mogen we van een arts verwachten dat er alsnog een schouw plaats gaat vinden, of laten we dit met z'n allen gewoon rusten?

Ik lees graag jullie reacties, zowel van artsen, GGD, uitvaartverzorgers, justitie of andere hulp verleners.

Lijkschouw

Een ieder maakt tijdens zijn werk wel eens dingen mee die hij of zij niet snel zal vergeten. Leuke spontane dingen, verdrietige dingen, maar ook emoties zijn herinneringen die voor sommigen een deel van hun leven gaan beheersen. Dat hoeft niet altijd in het negatieve te zijn, er zijn ook herinneringen die je soms terug brengen in een tijd waarbij het je doet denken aan iets waarvan je nu nog in de lach schiet.

Indien je werkt in de uitvaart, dan weet je als geen ander dat jouw vak vaak een gespreksstof kan worden op feesten en partijen. Nou probeer ik dit soort bijeenkomsten zo veel mogelijk te vermijden, maar ook voor mij geldt dat ik op dergelijke bijeenkomsten gevraagd wordt naar verhalen uit de praktijk. Het lastige is dat mijn twinkelende blauwe ogen –nog voordat ik iets heb gezegd- al verraden dat het best fijn is om over mijn werk te praten.

In de groep zit er altijd wel een aangeschoten sukkel bij die begint over het breken van botten, lijken die rechtop gaan zitten, of iemand die zegt dat opa nog zuchtte terwijl iedereen in de kamer afscheid aan het nemen was. Bij deze mensen zit ik het liefst zo ver mogelijk vandaan.

Een heel enkele keer maak je wel eens dingen mee die iets minder subtiel zijn. Vaak onbedoeld, niet over nagedacht of zo maar uit het niets op je pad terecht zijn gekomen. Het ene moment geeft het je bij het zien verdriet of woede, bij het andere schater ik het uit.

Onlangs kwam ik in een ziekenhuis om een overleden te halen. Er was een opgezette buik geconstateerd door de familie en in overleg met de uitvaart onderneming was al besloten om dit probleem te laten verhelpen. Het contact verliep soepel en positief en binnen een uur kon ik al ter plekke zijn om het probleem op te lossen.

Aangezien het onbemande mortuarium afgesloten zit, loop ik via de lange gang richting de receptie om een sleutel te halen. Een beetje slingerend tussen de containers met vuile was, schone bedden en elektrische scooter. In vele gevallen ligt de route naar het mortuarium via de keuken van het ziekenhuis en kijk of er nog wat bekende mensen aanwezig zijn die ik wuivend met mijn hand een fijne dag kan wensen. Keuken personeel die me iets langer kent, weet dat ik hiermee bedoel dat een toetje er bij mij altijd wel in gaat.

Aangekomen (niet van het toetje) bij de receptie zit een bekende jongeman. We babbelen wat, lachen wat en drinken nog snel een kop koffie samen. Teruglopend richting het mortuarium, probeer ik in een bos chaos alvast de juiste sleutel van de deur te vinden. Er zitten plakkers op deze sleutels, maar de tekst is al jaren niet leesbaar. Een mooie puzzel op mijn oude dag.

Eerst een klein nutteloos halletje met daarachter de verzorgingsruimte, 2 grote koelcel deuren en een wasbak. Ja, hier moet ik zijn. Op zoek naar de juiste patiënt kijk ik op de koelcel, speurend naar gegevens van een eventuele patiënt. Geen stickers op de twee grote deuren doen me twijfelen of de patiënt al naar beneden is gebracht of nog op de afdeling zou liggen.

De grote zware hoog-laag tafel trek ik iets aan de kant en open met handschoenen de linker deur van de koelruimte. Een lichaam -afgedekt in een vervuild laken- geeft de bevestiging dat er in elk geval een overledene in de koelcel aanwezig is. Voorzichtig probeer ik met de lompe tafel de overledene uit de koeling te halen. Uiterst voorzichtig, want ik weet dat de mortuarium medewerker zich mateloos stoort aan de beschadigingen rondom de koeling.

Subtiel en zonder problemen rolt de overledene uit de koeling. Meestal bevind zich op het laken wel een sticker met de gegevens van de overledene. Helaas…  Gebruikelijk is ook wel om een teenkaart te gebruiken, een polsbandje, of een sticker op het been. Beginnend bij het voeteneind haal ik het laken los, van de benen tot aan de hals. ‘Wat raar’ mompel ik in mezelf, ‘is er nou echt geen identificatie aangebracht’?

Ik besluit het laken volledig te open en zie tot mijn stomme verbazing dat de overledene volledig naakt, zonder incontinentie materiaal en –volledig respectloos- met een naam sticker op het voorhoofd op de koelplaat ligt. Onvoorstelbaar hoe mijn positieve energie, vanaf het toetje uit de keuken tot aan de koffie bij de receptie, binnen 1 seconde weg gevaagd kan worden.

Hoe zou de familie hebben gereageerd bij het zien van hun dierbare. Ik bedoel…. Soms kom je ergens waarbij de familie besluit om mee te gaan naar het mortuarium. Maar dat is dan even een raar beeld om iemand zo te zien liggen, toch? Het schaamrood stond bij mij in ieder tot aan mijn liezen. Ik kan me slecht verplaatsen in diegene die de overledene zo heeft weg gelegd. Was dit bedoeld als grap, of heeft deze persoon even een moment gehad waarbij die niet zo goed kon nadenken?

Het voorbeeld van hierboven komt gelukkig zelden voor, maar het is wel een voorbeeld waarbij ik me zeer oncomfortabel voel. Maar er zijn ook leuke momenten te noemen. Nooit meer zal ik vergeten dat er midden in de nacht een melding komt van overlijden in een verzorgingstehuis. Onderweg samen met mijn collega in een oude Chevrolet, een wagen met dat prachtige ronkende motor geluid van een 5,8 liter V8. Geweldig!

De kamer waarin de overledene zich bevond was een ruime woonkamer, gedeeld met een mede bewoner en 2 aparte slaap kamers. Door onze stoere verhalen hadden we wel de brancard mee genomen, maar waren we onze verzorgingskoffer vergeten mee te nemen vanuit de wagen. ‘Jij bent de jongste’ zegt mijn compagnon, ‘jij wilt vast wel de koffer uit de auto halen’. Zonder enige twijfel loop ik terug naar de wagen, pak de zwarte koffer en loop terug naar de kamer waarin de overledene zich bevond. Tenminste….., dat dacht ik.

Geen enkele seconde had ik gekeken naar het kamernummer en elke deur ziet er warempel het zelfde uit. Nou ben ik niet de domste en had de deur niet in het slot gedaan, zodat ik in elk geval zonder aan te bellen weer naar binnen zou kunnen. Zoekend naar een open deur kom ik inderdaad terug op de kamer. Er brand wat licht, zie de overledene op het bed, maar waar is mijn compagnon?

De koffer zet ik op een tafel, doe de handschoenen vast aan en met een wit schort voor mijn zwart pak wacht ik op mijn collega. Toch is er in mijn hoofd een stemmetje die het niet helemaal met me eens is. Zonder verder nog te twijfelen buig ik me over de overledene en druk ik op de alarmbel. ‘Mevrouw, waarmee kan ik u helpen’ vraagt een vriendelijke damesstem vanuit het intercom systeem. Het geluid is zo hard, dat de overledene er wakker van werd. Toen pas realiseerde ik me dat ik helemaal niet in de juiste kamer stond, maar dat bij toeval deze deur niet was afgesloten en ik naast een nog levende bewoner in mijn beschermende kleding stond te wachten op mijn compagnon.

Soms komen dingen gewoon op je pad, deze keer letterlijk en figuurlijk. Beginnend aan mijn nacht dienst belt een –inmiddels ex collega- vanuit de auto naar me toe. Er is vaak zo veel te bespreken na een lange dienst, dat het aangenaam kan zijn ook nog wat vrolijke gesprekken te voeren. Omdat het de eerste warme dag van het jaar is, babbelen we wat over vogels, de zon en de schitterende dagen die in aantocht zijn.

Tijdens haar rit naar huis merk ik dat de manier van praten iets veranderd. Je kunt soms horen aan een stem dat er –zonder er zelf bij te zijn- iets aan de hand is. Er valt een kleine stilte en benieuwd waarom ze niks meer tegen me zegt, roep ik haar naam door de telefoon.

‘Klein momentje hoor, ik zie al zo slecht in de nacht, maar er zijn allemaal blauwe zwaailampen in de verte. Ik moet me even concentreren op de weg. Er is hier vast iets gebeurd, maar ik zie alleen maar een leren jas op de weg liggen, het lijkt een motor jas’.

Ongeveer 2 uur later krijg ik een melding op mijn telefoon. De politie komt met een verkeersslachtoffer mijn kant op. De vervoerder van het stoffelijk overschot tilt met zijn collega een draagbare kunststof lijkkist naar binnen. Aan de gespannen gezichten en de manier van lopen is duidelijk te zien dat het behoorlijk wat inspanning vraagt.

Bij het openen van de kist, tilt de vervoerder lichaamsdelen op de onderzoeks tafel. Er is niet zo veel meer van over en krijg het vermoeden dat het hier gaat om een ongeval van een persoon met een trein. Eerst twee losse benen, daarna een hoofd en vervolgens twee losse armen. ‘Help je even mee Edwin’ roept de vervoerder. ‘Pak jij deze kant’?

Ik knipper nog eens met mijn ogen, ze zien de twijfel, maar tegelijkertijd verraden mijn pretogen dat er iets aan de hand is. Alles wat er nog in de kist te vinden was, is een grote leren jas, een motor jas…. ‘Nachtblind’ riep ik. De politie kijkt me verbaasd aan en vragen in koor ‘nachtblind’? Ze begrepen er niets van, maar zelf begreep ik dat de jas die mijn collega op de snelweg had zien liggen de romp van dit slachtoffer moet zijn geweest. 

Terug denkend aan het telefoon gesprek, pakten we met respect het lichaam op om deze voorzichtig op de tafel te leggen, maar ik moet eerlijk bekennen dat er toch stiekem een glimlach op mijn gezicht stond af te lezen.

Edwin Spieard