Print

Het is een lange werkdag geweest. Niet omdat er vele meldingen waren, maar de afstanden tussen de meldingen waren wat groot. Reistijd is een factor die veel van mijn vrije tijd opslokt, maar ook een factor die me de gelegenheid geeft iets van de wereld te zien.

Als ik door ietwat kleine Drentse dorpen met mijn gele wagen slinger, besluit ik om bij mijn vaste eet counter nog even gezellig een hapje te gaan doen. Het is donderdag avond en weet dat er dan tot 21 uur betaald moet worden voor het parkeren.

Aangekomen op de parkeerplaats is er voldoende ruimte om de wagen te parkeren. De betaalautomaat staat naast mijn wagen en terwijl ik wat muntjes sta uit te zoeken lees ik hoeveel er nog betaald moet worden om probleemloos mijn maaltijd te kunnen nuttigen.

Betaalmogelijkheden zijn met de pin, mobiel en cash. Ik begin wat muntjes in de machine te werpen, maar met dezelfde snelheid spuugt hij deze er weer uit. Wat ik ook probeer, cash betalen lijkt onmogelijk te zijn. Ik grabbel wat in mijn broekzak en haal de pinpas tevoorschijn.

Na wat drukken, scannen, piepen en frustratie lukt het me uiteindelijk om de laatste resterende 50 minuten nog te betalen. Ik denk dat ik zeker 5 minuten heb staan te klooien om deze betaling voldaan te krijgen.

Het bracht me terug naar een verzorgingstehuis hier even verderop in de straat. Jaren geleden heb ik daar samen met een vriendin tussen de bejaarden gegeten, gewoon voor de gezelligheid en om te ervaren hoe het is om oud te zijn in een modern gebouw.

Nadat we hadden gegeten, bood ik aan om de koffie te gaan halen. Maar wist ik dat dat zo’n mega klus zou worden? Een grote machine met tientallen knopjes en een gebruiksaanwijzing die zonder bril niet is te lezen. Als je dan uiteindelijk een keuze hebt gemaakt ontstaat er een bak herrie waardoor de mensen naast de machine elkaar niet meer kunnen verstaan. Welkom in de moderne wereld.

Nee, zelf heb ik liever een pruttelende koffiepot, waar de geur van verse koffie door de hal strijkt en je de gezelligheid tegemoet komt bij binnenkomst.

Maar goed, terug naar de eet counter. Autodeur op slot, check, zakgeld mee, check. Ik loop richting het terras en kijk nog even achterom om te zien of ik de lampen van de wagen heb uitgedaan. Met de laatste stralen zon zie ik de wagen glinsteren op deze grote en bijna verlaten parkeerplaats. Een trots beeld die me een glimlach op mijn gezicht laat toveren.

Nog voordat ik kan gaan zitten begint een man aan een andere tafel tegen me te praten. ‘Is dat gele ding van jou’? Ik verslik me haast in mijn kauwgom en tel even tot 3 voordat ik antwoord geef. Nog geen 5 seconden geleden keek ik vol trots naar mijn voormalige 'ambu' en nu wordt deze glanzende wagen door deze bier drinkende man een ‘ding’ genoemd. Dat was wel even een dingetje, wuahaha.

‘U bedoelt die voormalige ambulance’? Hij kijkt me geïrriteerd aan en wijst met zijn vinger richting de parkeerplaats. ‘Dat ding doar, dat ding wat noast die automaat stiet. Was dat tan, die hek ja nog nooit zien’?

Omdat ik eigenlijk van plan was te gaan eten, leg ik deze man in het kort uit waarom deze wagen is zoals die is. Terwijl hij met zijn elleboog leunend op de tafel en in zijn vingers een frietje mayo omhoog houdt, zie je deze man denken. ‘Dan zie’j vast veul aparts en heul veul ellende, respect’ en buigt zich weer voorover om verder te gaan met zijn patatje.

Als de serveerster mij de cola komt brengen, druk ik mijn rug wat in de stoel en strek mijn benen iets langs de tafel om wat relaxter te kunnen zitten. Een beetje hangend en leunend geniet ik volop van de laatste zonnestralen op deze dag.

Toch had deze bierdrinkende man wel iets van waarheid verteld. Onverwacht dwaalde mijn gedachten af naar de werkzaamheden van afgelopen jaren. Misschien heeft hij wel een beetje gelijk, het zijn nou niet bepaald de mooiste en leukste klussen en plekken waar ik kom. Als een eenling dring ik mij binnen in een – voor mij – vreemd gezin om vervolgens volledig de touwtjes over te nemen. Best bizar als je daar goed over nadenkt.

Mensen geven mij als wildvreemde volledig het vertrouwen om hun dierbare zo respectvol mogelijk te verzorgen of te behandelen. Echter ligt voor een ieder de grens van het respect zijn voor de overledene op een ander niveau.

Als voorbeeld neem ik je mee naar ouders die dolgraag een blijvende herinnering willen hebben van hun kleine meid. Het is een oud collega die mij benaderde met de vraag of ik iets voor hem wilde doen. Aan het zuchten en zijn zachte stem merkte ik dat hij niet goed in zijn vel zat.

‘Ik heb ouders iets beloofd, maar kan het niet nakomen. Ik ben er gewoon misselijk van’. Met deze woorden begint min of meer ons gesprek. ‘Een jonge man heeft een overstekend kind niet meer kunnen ontwijken. Het kleine meisje had zich los gerukt uit de hand van vader en stak plots de weg over. Voor de ogen van beide ouders is het kind aangereden en in de armen van haar vader overleden’.

Misschien van mij een verkeerde vraag, maar het eerste wat ik vroeg was hoe het met de bestuurder van de wagen ging. Soms een vergeten groep die – in dit geval- ongewild in een vervelende situatie is terecht gekomen.

‘Maar wat is de reden van jouw telefoontje? Wat heb je de ouders beloofd en wat kun je niet nakomen in deze belofte’? Ik hoor aan de andere kant van de lijn iemand door de neus inademen en zie in gedachten zijn dikke buik naar voren komen terwijl zijn schouders wat naar achteren wijken.

‘Ed, de ouders willen de beide voortanden van het kindje, zodat ze het kindje symbolisch in een halsketting bij zich kunnen dragen’. Mijn ogen beginnen te stralen en roep waarschijnlijk iets te spontaan: ‘Wat cool’!

‘Ja ik had het al geacht. Jij vindt dit zeker weer een geweldig idee van de ouders’? Ik grinnik wat, ‘ach, als dit de ultieme wens is van de ouders, waarom zal ik er niet in mee gaan. Het is voor mij een piepkleine klus met grote meerwaarde voor de ouders, dus ja’!

Ik hoor dat hij zijn grote lichaam verzet op de bureaustoel en aan het klikken van de pen hoor ik dat hij weer wat terug is op aarde. ‘Maar vriend, waarom doe je dit niet zelf’?

‘Ben je gek, ik heb zelf kinderen en ga echt niet twee tanden uit een klein lichaampje halen. Dat kan ik emotioneel niet aan. De tandarts wil het ook niet doen en de collega’s hier in deze omgeving wijzen het idee van de hand en willen er niet in mee gaan. Aangezien jij wel vaker iets out of the box weet te denken, dacht ik aan jou’.

‘Weet je wat ik nou zo fijn aan je vindt, dat jij dus ook verder weet te denken dan alleen aan jezelf, de tandarts en je naaste collega’s. Het is de ultieme wens van vader en moeder en waarom zal ik deze wens niet voor hun in vervulling laten gaan. Ik bezit de kennis en zou het fijn vinden als ik in deze verdrietige situatie nog iets voor de ouders kan betekenen.

Laten we eerlijk zijn, het kind voelt er waarschijnlijk niets van en het staat een normale opbaring niet in de weg. Niemand die aan de buitenzijde van het kindje kan zien dat de voortanden ontbreken’.

Voordat ik in de wagen stap, grabbel ik nog even in wat naaispullen van mijn vriendin. In het verleden had ik haar met een soort geldbuidel gezien. Een heel klein zakje met een koordje eraan, een zakje van rood zacht fluweel zonder tekst of opdruk. Super!

Nee nee, ik hoef jullie niet in detail te vertellen hoe ik de tandjes uit dit kindje heb gehaald. Wat ik met dit waargebeurde verhaal graag met jullie wil delen, is de plaats waarin mensen zelf hun grens bepalen, maar soms afhankelijk zijn van anderen om deze grens te bewerkstelligen.

Ga maar even beeld denk nu, dan neem ik je mee. Een kil mortuarium van een ziekenhuis. Op een grote grijze roestvrijstalen sectie tafel, ligt een piep klein mensje in een laken gewikkeld. Naast deze sectie ruimte is een kamer van 4 bij 4 meter ingericht om artsen en nabestaanden te ontvangen voor een gesprek of voor een kop koffie.

Aan deze tafel zit een vader en moeder, beiden zeggen ze niks, ze zitten vol van verdriet. Op dit moment worden deze ouders geleefd. Vader waarschijnlijk met een schuld gevoel en moeders die door haar stilte dit gevoel bij vader misschien wel versterkt.

Een spanning die is te snijden. Niet alleen bij de ouders, maar ook bij het personeel in dit mortuarium. Niemand heeft behoefte aan een gesprek, iedereen staat bomvol van spanning en stress. De ruimte wordt gevuld met een lucht van zweet, zweet die door onzekerheid en angst deze - niet te beluchten-  ruimte vult.

Als je het durft, dan mag je jezelf in deze ruimte projecteren. Ga even naast de ouders zitten en observeer hoe deze mensen zich in zichzelf kunnen keren tijdens intens verdriet. Beeld je in dat je oksels beginnen te kloppen, je voeten gaan soppen en dat je je hartslag kunt horen en voelen in je keel. Dat is een beetje hoe het voelt bij een confrontatie, een confrontatie tussen ouders en een overleden kind.

In de kamer waarin je je nu bevindt zou je een speld kunnen horen vallen. De tranen uit vaders ogen zou je kunnen horen stromen over zijn wangen. En plots gaat daar een deur open. De beide ouders doen hun hoofd omhoog en om elkaar te steunen pakken ze elkaar bij de hand.

‘Mag ik binnenkomen’? Een vraag waarvan ik het antwoord eigenlijk al wel weet, maar moet ergens met een stukje tekst beginnen om de spanning wat te doorbreken. Geen van beide ouders zegt iets, maar beiden knikken ze waardoor ik de bevestiging krijg dat ik ‘welkom’ ben.

Zo zachtjes mogelijk sluit ik de deur achter me dicht. Een grote stap in deze kleine ruimte brengt me dicht genoeg bij deze ouders. In mijn hand heb ik een klein buideltje. Een rood onbedrukt fluwelen buideltje met daarin 2 kleine voortanden van een zojuist doodgereden kind.

Om geen partij te kiezen, leg ik het buideltje tussen de beide ouders op tafel. Terwijl het buideltje daar ligt, doe ik een stapje terug om wat ruimte en tijd te geven aan deze ouders. Moeders is de dapperste en opent het kleine zakje. De twee tandjes laat ze glijden in de linkerhand van haar man.

Man man man, wat er op zo’n moment door je heen gaat is niet te beschrijven. Ook al zou ik een jaar de tijd krijgen om het op papier te zetten, dan zou me dat nog mislukken. Als beide ouders gaan staan voel ik me onzeker en ongemakkelijk. Zij en ik horen hier niet te zijn, deze ruimte is niet bedoeld voor ouders die hun kind zijn kwijt geraakt.

Vluchten kan ik nu niet meer. Zowel de vader als de moeder omhelzen me alsof ik bij hun familie hoor. Er wordt gehuild, zo hard gehuild dat ik me werkelijk zeer ongemakkelijk begin te voelen. Het gewicht van deze ouders hangt letterlijk op mijn schouders.

Maar deze emotie was niet om het verlies van hun dochter, deze emotie was een uiting van ‘blijdschap’. Een emotie waarin ze iemand bedanken voor het vervullen van hun ultieme wens. Voor de één een grensoverschrijdende actie, voor de ouders hun laatst vervulde wens.